@ Dirk,
Dag Dirk, Zoals ik lees en begrijp:
Jezus zegt zelf dat het eeuwige leven pas in de toekomende eeuw verkregen wordt, zoals blijkt uit Markus 10:28-30 en Lukas 18:28-30.
Paulus zegt in 2 Tim. 4:1 en 8 dat hij de krans der rechtvaardigheid pas ontvangt te dien dage, nl. bij de verschijning van Jezus om te oordelen.
Petrus zegt hetzelfde in 1 Petr. 5:4, nl. dat wanneer de opperherder verschijnt, de onverwelkelijke krans der heerlijkheid wordt verworven.
In jou bericht onderstreep jij : En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven. Dit is niet een tussenconclusie, maar de eindconclusie die Jezus geeft in het eindoordeel over de schapen en de bokken in Mat. 25:31-46. Dat is ook in overeenstemming met hetgeen zowel Jezus als Paulus als Petrus zeggen in de voorgenoemde teksten. Pas bij het gezamenlijk oordeel voor de troon wordt de zegen en de vloek uitgedeeld en niet bij het sterven.
Bij het eindoordeel ontvangen degenen die aan de rechterhand van de mensenzoon staan, dan pas het koningschap/koninkrijk wat sedert de grondlegging der mensenwereld voor hen is bereid, niet eerder Mat. 25:34). En bij dat eindoordeel ontvangen degenen die aan de linkerhand van de mensenzoon staan, pas de eeuwige straf, niet eerder.
Ook de gelijkenis van de oogst in Mat. 13:24-30 en de verklaring ervan in de verzen 36-43 getuigen van het feit dat het oordeel waarbij men de beloning of straf ontvangt, pas bij de oogst is, nl. bij de voleinding der mensenwereld (vers 40 en 43) en niet wanneer men sterft. Het is een gezamenlijk opgroeien tot de oogst op de voleinding der wereld, en daarbij wordt het onkruid in de vurige oven geworpen, en de rechtvaardigen stralen dan als de zon in het koninkrijk van hun Vader (vers 43), zie ook Mat. 25:34 en Mat. 26:29.
Ze ontvangen dan pas de vervulling van de belofte aan Abraham, nl. de landbelofte waarover in Genesis een verbond is gesloten, en die in Ps. 37:9-11 wordt herhaald en die opnieuw door Jezus in de gelukkig-sprekingen in Mat. 5:5 nogmaals wordt beklemtoond.
Het paradijs waar Jezus over spreekt is niet iets in de hemel na het sterven, maar de belofte dat de boosdoener samen met Jezus in het paradijs op aarde zal zijn, de nieuwe schepping, anders gezegd de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarover Op. 21 spreekt.
Zoals Mozes een hemels visioen kreeg op de berg over wat hij moest maken, iets wat in Ex. 25:9 en 40; Hand. 7:44; Hebr. 8:5b staat vermeld en wat een copie van het hemelse was, zo kreeg Paulus ook een visioen/openbaring, beschreven in 2 Kor. 12 van hetgeen Gods bedoeling was met de nieuwe schepping. Voor God was het al werkelijkheid. Hij roept het niet bestaande tot bestaan alsof het bestaat (Rom. 4:17). Hij zag in een visioen in de derde hemel het paradijs wat God opnieuw schept als “nieuwe hemel/nieuwe aarde”. Hij zag iets toekomstigs, en hij hoorde onuitsprekelijke woorden die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken.
Hoewel de dode gelovigen en dode ongelovigen echt dood zijn en moeten wachten tot de opstanding en het oordeel tot een opstanding ten leven en tot een opstanding ten oordeel (Joh. 5:28-29, waarbij ook de gelovigen voor de troon komen, zie 2 Kor. 5:10 en Rom. 2:16 en 14:10), is het wel zo dat wat God betreft de gelovigen, terwijl zij gestorven zijn, voor hem levend zijn (Lukas 20:37-38). Ze zijn opgeschreven in het boek des levens van het Lam, en zijn “in Christus” en komen niet in het veroordelend oordeel (Joh. 5:24). Maar het is een belofte die niet bij het sterven wordt vervuld, maar bij de wederkomst waarbij zoals ook Hebr. 11:39-40 zegt, men gezamenlijk te zelfder tijd het beloofde verkrijgt. Zij komen niet als afzonderlijke personen elk op een andere tijd tot volmaaktheid en tot eeuwig leven en tot heerlijkheid zoals ook al in het boven geschrevene is verklaard, maar allen in de toekomende eeuw.
De vervulling van de belofte is geborgd in Christus, het eeuwige leven is in Jezus (Joh. 14:6; 1 Joh. 5:11-13) en bij het oordeel op de dag der wederkomst/de oordeelsdag, ontvangt men van Jezus als Rechter en koning-hogepriester (Ps. 110) het beloofde eeuwige leven en onsterfelijkheid, en onvergankelijkheid (1 Kor. 15:23-28 en 42-58) .
Ik ben mij bewust van het feit dat het voor velen iets vreemds of "ketters" is wat ik schrijf, vooral voor degenen die in een onsterfelijke ziel geloven die bij de dood ontsnapt en hemelwaarts gaat in hun zienswijze, net als de zienswijze van de heiden Plato. In die zienswijze is de opstanding niet meer nodig, noch het oordeel op de oordeelsdag, want ieder heeft in die zienswijze bij z’n dood z’n plaatsje al verkregen in hemel of gehenna, de tweede dood.
Abraham verwachtte uit de hemel een stad, een uit de hemel gegeven vaderland, het beloofde land (Hebr. 11:8-16) het land waarin zij als vreemdeling vertoefden. Hij verwachtte niet dat hij naar de hemel zou gaan en al zijn geloofskinderen met hem, maar verwachtte dat hij z’n beloften vervuld kreeg vanuit de hemel door zijn Zaad, Jezus, en wel bij de wederkomst en het oordeel.
Voor wat het waard is …….. Groet, Elle
_________________ "Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Heer, Jezus Christus."
Romeinen 5:1 - NBG-51.
|