BAB schreef:
Koran 9:29-30:
Bestrijdt diegenen onder de mensen van het Boek, die in Allah noch in de laatste Dag geloven, noch voor onwettig houden wat Allah en Zijn boodschapper voor onwettig hebben verklaard, noch de ware godsdienst belijden totdat zij de belasting met eigen hand betalen, terwijl zij onderdanig zign. En de Joden zeggen: “Ezra is de zoon van Allah” en de Christenen zeggen: “De Messias is de zoon van Allah.” Dit is, hetgeen zij met hun mond zeggen. Zij spreken de woorden na van degenen die voor hen ongelovig waren; Allah’s vloek zij over hen, hoe zijn zij afgekeerd!
Ofwel:
De Christenen zeggen dat Christus de Zoon van God is… Allah moge hen doodslaan!
Met die uitleg ben ik het niet eens. Mijn overeenstemming is met de volgende uitleg:
Citeer:
Koran 9:5 « Als de heilige maanden zijn verstreken, doodt dan de veelgodendienaars waar jullie hen vinden, grijpt hen en belegert hen en wacht hen op in elke mogelijke hinderlaag....»
Het volledige vers luidt:
« Als de heilige maanden zijn verstreken, doodt dan de veelgodendienaars waar jullie hen vinden, grijpt hen en belegert hen en wacht hen op in elke mogelijke hinderlaag. Maar als zij berouw tonen, de salaat verrichten en de zakaat geven, legt hun dan niets in de weg. God is vergevend en barmhartig»
Het vers handelt over een oorlogssituatie waarin "heilige maanden" in acht genomen worden, dit wil zeggen, een oorlogssituatie waarin een periode van staakt-het-vuren van kracht is. Dit vers verleent muslims dus geen toestemming om een oorlog te starten of een aanval te lanceren, maar handelt over een oorlog die al aan de gang is. Dit betekent dat deze oorlog al voldoet aan de door andere verzen opgelegde voorwaarden (geen offensief toegestaan, maar enkel verweer tegen aanval en oppressie enz.). Muslims krijgen hier de opdracht zich aan een overeengekomen staakt-het-vuren te houden. Na deze periode mogen ze, bij ontstentenis van vredesverdrag, verder strijden. Opnieuw legt de context van het vers beperkingen op:
« Als de heilige maanden zijn verstreken, doodt dan de veelgodendienaars waar jullie hen vinden, grijpt hen en belegert hen en wacht hen op in elke mogelijke hinderlaag. Maar als zij berouw tonen, de salaat verrichten en de zakaat geven, legt hun dan niets in de weg. God is vergevend en barmhartig. En als een van de veelgodendienaars bij jou bescherming zoekt, geef hem dan bescherming totdat hij het woord van God hoort en laat hem daarna een plaats bereiken waar hij veilig is. Dat is omdat zij mensen zijn die niet weten. Hoe kan er jegens de veelgodendienaars een verbondsverpliching bij God en bij Zijn gezant zijn, behalve jegens hen met wie jullie een verbintenis aangegaan zijn bij de heilige moskee. Zolang zij jegens jullie correct handelen, handelt jullie dan ook correct. God bemint de godvrezenden.» (Koran 9:5-7)
De context verduidelijkt dat alleen mag gestreden worden tegen diegenen met wie geen vredesovereenkomst kon bereikt worden gedurende het staakt-het-vuren. Wie correct handelt, moet ook correct behandeld worden. Bovendien moeten muslims ook na het hervatten van de vijandigheden, asiel verlenen aan al diegenen die daarom vragen (strijders of burgers). Muslims krijgen de opdracht aan deze persoon het woord van God kenbaar te maken, maar hij of zij heeft geen enkele verplichting zich tot de islam te bekeren. Ook als hij zich niet bekeert, moeten muslims de persoon in veiligheid brengen.
De passage vermeldt verder dat er niet mag gestreden worden tegen diegenen die berouw tonen, de salaat verrichten en de zakaat geven. Het is misschien voor sommigen verleidelijk dit versdeel te interpreteren als een opdracht om te strijden tot iedereen zich bekeerd heeft tot de islam. Dit is echter in tegenspraak met het eerder besproken koranisch kader over oorlogsethiek. Het druist bovendien in tegen het centrale koranische beginsel van godsdienstvrijheid. En het is in tegenspraak met eerder besproken verzen die omschrijven dat men slechts mag strijden tot wanneer er godsdienstvrijheid heerst. In dezelfde omringende verzen staat trouwens dat diegenen met wie men een vredesverdrag heeft ook niet bestreden mogen worden - ook als dat polytheïsten zijn. Dat sluit zelfs zonder dat men het brede koranische kader in overweging neemt, al binnen deze passage zelf uit dat men het vers zou interpreteren als een opdracht op te strijden tot iedereen zich tot de islam bekent. Een dergelijke interpretatie kan dus niet correct zijn. Wat in dit versdeel wel tot uitdrukking gebracht wordt is het principe dat wanneer een vijandig soldaat zich bekeert tot de islam, men hem niet langer als vijand mag beschouwen.
...
Koran 9:12 «En als zij hun eden breken nadat jullie met hen een verbond gesloten hebben en jullie godsdienst belasteren, bestrijdt dan de leiders van het ongeloof. Voor hen bestaan er geen eden. Misschien zullen zij ophouden.»"
Dit vers spreekt na al het bovenstaande hopelijk al voldoende voor zichzelf: het is opnieuw geen vers dat aanzet tot geweld maar dat geweld juist beperkt tot defensieve situaties. Het onmiddellijk hier op volgende vers verduidelijkt:
«Zullen jullie dan niet strijden tegen mensen die hun eden gebroken hebben en die van plan waren de gezant te verdrijven, terwijl zij het eerst tegen jullie begonnen? Vrezen jullie hen? God komt het met meer recht toe dat jullie Hem vrezen als jullie gelovig zijn.»
Deze verzen handelen dus weer over het krijgsrecht en stellen dat wanneer een vijandige groep een vredesakkoord verbreekt en de muslims aanvalt ("terwijl zij eerst tegen jullie begonnen") muslims zich (als alle andere mogelijkheden zoals onderhandelingen gefaald hebben) mogen of zelfs moeten verzetten als het voortbestaan van de gemeenschap op het spel staat. De vraag wordt gesteld: waarom zouden jullie je niet verzetten tegen een aanval of tegen oppressie? Omdat je een oppermachtige vijand vreest? De Koran zegt hier: je kan maar beter God vrezen in plaats van de vijand, en je kan dus maar beter de kant van de rechtvaardigheid kiezen.
Koran 9:29 «Strijdt tegen hen die niet in God geloven en niet in de laatste dag en die niet verbieden wat God en Zijn gezant verboden hebben en en die niet de godsdienst van de waarheid aanvaarden uit het midden van hen aan wie het boek gegeven is totdat zij naar vermogen onderdanig de schatting betalen."»
Dit vers sluit aan bij de situatie die in de zopas behandelde verzen 9:5 en 9:12 geschetst werd. Het gaat om wat muslims te doen staat wanneer de vijand een akkoord verbreekt en de muslimgemeenschap aanvalt. De Koran stelt hier dat gewapend verweer mogelijk is - echter, alweer onmiddellijk een beperking want men mag niet strijden tot wanneer elke tegenstander uitgeroeid is (ook als de vijand zoiets wel van plan zou geweest zijn) , maar wel tot de tegenstander bereid is een taks te betalen.
Vanwaar die taks? Wel, muslims zelf zijn gehouden de zakaat te betalen. De zakaat is echter een islamitisch religieuze aangelegenheid, zodat - gezien de godsdienstvrijheid - niet-muslims ervan vrijgesteld zijn. Niet-muslims moeten uiteraard wel mee betalen voor een aantal openbare diensten waarvan zij genieten, zoals onderhoud van het muslimleger dat ook hen beschermt in geval van een aanval. Want ja, muslims zijn verplicht alle inwoners van hun samenleving, muslim en niet-muslim, te beschermen en te verdedigen tegen een aanval. Zij mogen deze mensen ook niet uitleveren aan de vijand.
« Wanneer een Dhimmi bedreigd wordt door een vijand, is het uw verplichting de vijand te bevechten met wapens en soldaten, zodoende het Convenant van God en Zijn Boodschapper, vrede zij met hem, respecterend. Hem aan de vijand overdragen zou verraad van de garantie betekenen» (Maratib Alijma', door Ibn Hazm.)
De Koran draagt muslims hier ook op erover te waken dat deze takst billijk ingesteld wordt en de draagkracht van de mensen niet te boven gaat. Muslims moeten de zakaat betalen, niet-muslims moeten deze taks betalen.