Waarom vroeg Jezus tot driemaal aan Petrus of hij Hem liefhad?
Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief [hier staat het sterkste Griekse woord voor liefde: gepassioneerd, volledig, totaal toegewijd], meer dan de anderen hier? [tenslotte had jij gezegd dat jij bij me zou blijven, wanneer de anderen me in de steek zouden laten].’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd [een veel zwakker woord voor liefde, dat van vriendschappelijke liefde].’ Hij zei: ‘Weid Mijn lammeren [op basis van die belijdenis].’ Nog eens vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief [opnieuw dat sterke woord: gepassioneerd, toegewijd]?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd [nogmaals het zwakkere woord: ‘ik ben op u gesteld’].’ Jezus zei: ‘Hoed [dit is hetzelfde woord wat we eerder tegenkwamen: ‘leiden’] Mijn schapen,’ en voor de derde maal vroeg Hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me? [Dit keer kwam Jezus op Petrus’ niveau door te vragen: ‘Ben je op mij gesteld?’]’ Petrus werd verdrietig omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd [opnieuw: ‘ik ben op u gesteld’].’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. (Johannes 1:15-17)
In dit verslag van Petrus’ gesprek met Jezus zien we dat Petrus niet begreep wat de Heer deed, maar de Heer ontlokte hem tot driemaal toe de juiste belijdenis, om de verkeerde belijdenis die hij drie keer had gedaan, om te keren. Hierin schuilt een geweldig principe over goed of verkeerd belijden. Vaak, als we iets verkeerds hebben gezegd of gedaan, moet die belijdenis ongedaan gemaakt en rechtgezet worden door de juiste belijdenis. Bijvoorbeeld, als we mensen niet hebben vergeven, dan zetten we dat recht door hen expliciet te vergeven. Dit geldt ook voor andere situaties, zoals verwijten en leugens in je huwelijk, morele leugens op je werk, negatieve uitspraken over anderen of over jezelf. In zijn pastorale werk om de schapen te beschermen en te leiden, zal de herder vaak verkeerde belijdenissen tegenkomen, en moet hij de mensen helpen vanuit dit belangrijke principe.
Ook bij Petrus werd de leugen verruild voor de waarheid en op basis van Petrus’ belijdenis gaf Jezus hem de bediening van herder voor zijn schapen. Merk op dat de basisvoorwaarde om te zorgen voor de schapen van de Heer, niet onze houding tegenover de schapen is, maar onze houding ten opzichte van de Heer: ‘Houd je van Mij? Weid mijn schapen.’ Uit ervaring heb ik geleerd dat met sentimentele liefde voor Gods kinderen geen enkele herder zijn taak kan volbrengen. Als jouw kijk en denken gericht zijn op de mensen, dan komt er een moment dat óf de mensen zich op zo’n gemene en onwaardige manier gaan gedragen dat onze liefde niet sterk genoeg zal zijn, óf dat we hen, door onze ‘liefde’, toestaan ons de wet voor te schrijven of dingen te laten doen die de Heer niet van ons wilde. Wat maakt dat we kunnen volhouden en trouw blijven aan onze taak, is toewijding aan de Heer zelf. Als we ons bezig houden met Hem lief hebben en gericht zijn op Hem, dan krijg je steeds nieuwe energie en zegt Hij: ,,Ik vertrouw je de taak toe een herder te zijn voor mijn schapen.’’
|